De kerkhistorische geschiedenis van onze
dorpen
(Bron:
Als een windvlaag over velden)
Geschreven
1999-2000
Reeds in "de geschiedenis van de dorpen", hoofdzakelijk handelend over de
geschiedenis van de waterschappen in ons gebied, werd veel duidelijk inzake
het ontstaan van onze dorpen. Toch doe je de geschiedenis geweld aan, als je
klakkeloos ervan uitgaat, dat 't Veld ontstond zoals Warmenhuizen, Kolhorn of
Zijdewind. Deze dorpen nestelden zich immers aan de voet van een belangrijke
waterkering en breidden zich vanzelf uit.
Je kunt de geschiedenis van het dorp 't Veld niet goed begrijpen, als je
evenmin studie hebt gemaakt van de kerkhistorische achtergronden. De
stelling, dat 't Veld zijn bestaan dankt aan de Contra-Reformatie zal na dit
hoofdstuk na tal van argumenten dan ook overeind kunnen blijven.
Dit is niet alleen de mening van G.van Wijk, die de historie van beide
dorpen beschrijft in zijn boekje 'Iets verteld over Zijdewind en 't Veld',
ook andere schrijvers zijn deze mening toegedaan. Maar we beginnen vooraan.
De regio West Friesland was gekerstend door de grote Ierse missionarissen
als Willibrord, Bonifacius en Wulfram. Vele oude kerkgebouwen uit onze regio
zoals de Oude Ursula te Warmenhuizen, de Willibrordkerk te Haringhuizen en
de Sint Maartenkerk te Oudkarspel met toren zonder spits, verder ook de
ruinekerk te Oude Niedorp, zijn overblijfselen van het roomse leven van voor
de Reformatie.
Maar in de 16e eeuw werden de pastoors van deze parochies door de overheid
gewoon gedwongen de nieuwe protestantse leer aan te hangen en in het andere
geval werd je opgepakt. De pastoors Dirks uit Nieuwe Niedorp, Van Oogen uit
Winkel en de pastoors van Barsingerhorn en Sint Pancras pleegden verzet en
werden gevangen gezet in de dwangburcht van Sonoy te Schagen. Het Hof van
Sonoy in Alkmaar terroriseerde deze streek en maakte korte metten met de
onwillige roomsen.
Zo werden de katholieken in het verzet gedrukt en in de 17e eeuw ontstaat er
vanuit Haarlem georganiseerd verzet. Op het bord achter in de katholieke
kerk te Schagen met een lijst van alle pastoors vanaf het ontstaan van deze
Schager parochie, ziet u boven aan Pastoor Cats staan.
Deze
Joost Boudewijns-
zoon Cats, uit Schoonhoven afkomstig, had zijn opleiding in Leuven ontvangen
en kreeg als taak om westelijk West- Friesland voor de Katholieke Kerk te
herwinnen. Zijn standplaats was weliswaar Schagen, maar wat had hij te
zoeken in het vijandig gezinde Sonoy-kamp?
Deze jonge priester vestigde zich om strategische redenen ten zuiden van
Schagen op het platteland. Daar trof hij al veel volgelingen, meestal vrome
vrouwen, die hand- en spandiensten voor de schuilkerkjes deden. Zij werden 'Clopjes'
genoemd, omdat de dames, als Sonoy weer eens een razzia hield om verboden
godsdienstoefeningen op te sporen, als een soort telefooncirkel elkaar via
kloppen op de deur verwittigden van het naderende onheil.
De plek waar de Clopjes zich ophielden en dat als 'Cloister' bekend stond,
was achter de huidige kerk te 't Veld, op de plek, waar nu het kerkhof ligt.
Arnold Wit schrijft hierover: 'Een ware enclave vormde het gebied van de
Ooster- en Westerkampen met enkele gehuchten, waar de bevolking geen
behoefte had om naar de Reformatie over te gaan'.
Op de grens en in een uithoek van de steden Oude- en Nieuwe Niedorp groeide
een nieuw dorp 'in de velden' en het kreeg allengs de naam 't Veld.
Diverse inwoners van Oude en Nieuwe Niedorp en Winkel, die trouw aan de R.K.
godsdienst waren, vestigden zich in de Veldtemer enclave.
Door de burgerlijke overheid werd 't Veld en haar bewoners van het begin af
nauwelijks gedoogd, maar vaak zoveel als mogelijk achtergesteld. In de
latere doop-, trouw- en begrafenisregisters tref je dan ook generaties lang
de namen van deze eerste bewoners aan.
Als we dan over een dorp spreken, bedoelen we de dijk- en landpaden, die de
onderlinge boerderijen met elkaar verbonden. In 1612 wordt in een van de
huisjes van het 'Cloister' een kamer ingericht als kapel. In dat jaar
ontstond de zelfstandige parochie 't Veld.
Het was het werk van pastoor Bavo Costerius, bijgenaamd Cleerbesem, die
Pastoor Cats was opgevolgd. Maar pastoor Cleerbesem kon vanwege zijn daden
geen genade vinden bij de heren van Sonoy en hij verdween zoals velen van
zijn voorgangers in de dwangburcht van Schagen. Ondanks de godsdiensttwisten
hield in 't Veld het katholieke geloof stand.
De parochie 't Veld had een groot werkgebied. Niet alleen de dorpen Nieuwe-
en Oude Niedorp en Winkel vielen onder 't Veld, ook een groot stuk van
Harenkarspel en en Heerhugowaard hoorde erbij.
Al was in de vorige eeuw het gebied van de parochie 't Veld uitgestrekt,
door de bevolkingstoename in de andere dorpen ontstond daar de behoefte een
eigen parochie te stichten. In 1909 werd kapelaan Helwig te 't Veld benoemd
met als opdracht een parochie in Heerhugowaard- Noord te stichten.
In 1911 werd de kerk, toegewijd aan het H. Hart van Jezus, officieel
geconsacreerd. In 1918 volgde een soortgelijke benoeming voor kapelaan
Vollering. Nu voor Harenkarspel voor het gebied Waayerland, nu bekend als
Waarland. In 1920 wordt Waarland zelfstandig en de parochie heet Sint
Wulfram. Het katholiek Armbestuur van 't Veld schonk het nieuwe Armbestuur
van Waarland 3.000,-. Elke parochie diende immers over een Armbestuur te
beschikken. Het bestuur verschafte parochianen hulp die in financi le
moeilijkheden verkeerden.
In 1905 kreeg het kerkbestuur van 't Veld van het bisdom Haarlem opdracht om
grond te kopen aan de Ooievaarsweg te Nieuwe Niedorp, teneinde daar een
bijkerk of kapel met priesterwoning te kunnen bouwen. Daartoe werd het
gekocht, maar feitelijk was de grond bestemd om een klooster voor de
Franciscanen te bouwen, die mee gingen helpen in de zielzorg in dit gebied.
Pas in 1944 werd Nieuwe Niedorp zelfstandig en wordt er een rectoraatskerk
gebouwd onder de naam Maria lmmaculata (Onbevlekte Ontvangenis). Het Bisdom
schreef aan de nieuwe parochie: 'Aan dit Rectoraat wordt een eigen gebied
van zielzorg toevertrouwd. Daartoe is het noodzakelijk om van de parochies
't Veld (Sint Martinus) en Heerhugowaard (H. Hart van Jezus) enige gedeelten
af te scheiden.
Deze regeling gaat in op 15 januari 1944 en zal zondag 9 januari 1944 op de
gebruikelijke wijze van den kansel worden afgekondigd in de drie
bovengenoemde parochies'. En zo herhaalt zich de geschiedenis, want anno
1999/2000 zijn drie van de vier parochies weer actief in een
samenwerkingsverband te weten 't Veld, Nieuwe Niedorp en Waarland. Het
franciscaner klooster is nu seminarie geworden van het Neocatechumenaat en
leidt jongeren uit diverse landen op tot priester. Tot zover deze boeiende
tocht door het kerkelijk verleden van ons dorp.
De naam 't Veld zal voor altijd aan deze kerkhistorie verbonden blijven
Kerken in Zijdewind en 't Veld
Van welke kant je 't Veld ook benadert, van verre zie je boven het dorp uit
de toren van de Martinuskerk.
Geen grote, hoge en indrukwekkende toren, maar lieflijk en bescheiden.
Slechts 35 meter hoog bepaalt hij al ruim 170 jaar het gezicht van 't Veld.
Het was het hoogste punt van het dorp.
Die positie is in mei 1996 overgenomen door de windmolen van het bedrijf van
de gebroeders De Boer aan de valbrugweg, die 40 meter meet.
Als je niet beter zou weten, zou je denken, dat de Martinuskerk er al eeuwen
en eeuwen staat. Toch is men pas in 1853 begonnen met de bouw van de huidige
kerk. Daarvoor heeft er, vermoedelijk vanaf 1730, een houten kerkgebouw
gestaan, niet groot en zonder toren.
Voor 1730 kende men in 't Veld zelf geen echte kerk. Men kwam als
katholieken samen in elkaars boerderijen of in de bedehuizen van de
zogenaamde 'Cloppen', vrouwen die zich hier vanaf begin 1600 gevestigd
hadden vanuit Schagen om, letterlijk, in het veld te gaan wonen. In de
archieven wordt ook gesproken over enkele huizen in de Campen waar men
samenkwam.
Een van die huizen was dat van de allereerste pastoor van 't Veld, Bavo
Costerus of met zijn Hollandse naam: Bavo Cleerbesem, die hier vanaf 1612
was gekomen. Hij had er een klein kappelletje ingericht en is zo begonnen
met de parochie van 't Veld. Maar pastoor Bavo Cleerbesem werd door de
protestanten niet zo gewaardeerd. Men noemde hem 'De Paep Haef' en
verschillende keren is hij door de toenmalige schout en schepenen lastig
gevallen.
Toen er na de vrede van Munster in 1648 naast het gereformeerde geloof ook
andere geloven werden toegestaan en men zelfs eigen kerken mocht hebben,
heeft deze 'Paep Baef' ervoor geijverd om in Zijdewind een eigen 'rooms
preekhuis' te hebben. Het werd een houten gebouw, ongeveer zeventien meter
lang en veertien meter breed. Het stond vermoedelijk op de plaats waar nu
Havenstraat nummer 37 gesitueerd is.
Dit 'preekhuis', zoals men het noemde, stond vermoedelijk in een boomgaard.
Dat valt af te leiden uit wat er op 24 augustus 1649 gebeurde. Er zou een
grootse vormplechtigheid plaatsvinden voor katholieken uit de wijde
omgeving. Men spreekt zelfs van 3000 mensen uit het hele Westfriese gebied.
Vicaris Jacobus de La Torre, titulair bisschop van Efese, zou de
plechtigheid verrichten.
Dit kwam de officier Herman van der Woude ter ore en die berichtte het aan
de schout en schepenen van de Niedorperkogge.
Die oordeelden dat er dan wel godsdienstvrijheid mocht zijn, maar nog geen
kerkelijke hi rarchie. Aangezien een bisschop daartoe gerekend werd, kwamen
zij in actie om deze plechtigheid te verhinderen. Met paard en wagen reed
men er heen om deze 'paapse afgoderij' met wortel en tak uit te roeien. Maar
bij de Weel aangekomen, bemerkte men dat vele mensen via het zwaaien van
zakdoeken elkaar waarschuwden tot in het preekhuis aan toe. Daar aangekomen
zag men vele mensen in de boomgaard verzameld. Het stond er bovendien vol
met paarden en wagens. De vicaris en andere priesters vond men er echter
niet meer. Die waren inmiddels via de voerman Teun Peters langs de groene
dijk van de pas drooggelegde Heerhugowaard gevlucht. De officier en de
schout en schepenen werden door een woedende menigte twee uur lang
vastgehouden in de kerk en daarna met stokken en rieken verdreven.
Maar het verstoorde vormfeest kreeg nog een duur en vernietigend vervolg.
Want enkele direct betrokkenen kregen zware boetes. Wat dacht u van het voor
die tijd enorme bedrag van 1.200,- dat Teun Peters moest betalen en de
1.400,- die pastoor Cleerbesem als boete kreeg! Bovendien werd hij als
pastoor verbannen uit deze streken. Maar dat was nog niet alles.
Op 11 oktober 1649 kwam er een leger van 30 soldaten op last van hogerhand
naar Zijdewind en maakte het 'preekhuis' met de grond gelijk. Kerkelijke
attributen werden vernietigd of meegenomen en alles werd gesloopt en
vernield. Omdat men vermoedde dat pastoor Cleerbesem zich ondanks de
verbanning nog ophield in de Campen, heeft men ook de Cloppen gesommeerd hun
huizen te verlaten. Alleen enkele zeer oude klopjes mochten blijven.
In 1650 werd er nog melding van gemaakt dat 'Die Paep Baef' zich nog altijd
in Zijdewind en de Campen ophield, maar algemeen wordt aangenomen dat
pastoor Bavo Costerus tot 1650 pastoor geweest is van 't Veld en Zijdewind
en verre omgeving, want toen behoorden ook Warmenhuizen, Tuitjenhom,
Heerhugowaard, Oude- en Nieuwe Niedorp en Waarland tot de parochie.
In Zijdewind en 't Veld heeft er tussen 1649 en 1730 geen katholiek
kerkgebouw meer gestaan. Men moest als katholieken weer terug naar de
situatie van begin 1600: samenkomen in de huiselijke omgeving van de
woningen van de klopjes, die ondanks alles toch weer terugkeerden naar 't
Veld.
Er wordt vermeld dat er rondom hen inmiddels een tiental huizen bijgekomen
was, huizen die zich bevonden in wat we nu 't Veld-Oost noemen, de, hoe
toepasselijk, huidige Pastoor Cleerbesemlaan.
De gereformeerde kerk in Zijdewind
Om definitief een einde te maken aan 'de dagelijcks aangroeijende
stoutichheid der pausgezinden' werd er beslist dat er nu in Zijdewind een
gereformeerde kerk gebouwd zou worden.
De bedoeling was op de plaats waar
het voormalige 'Roomse Preekhuis' gestaan had. In 1652 werd deze kerk
gebouwd, echter niet op de plek van het voormalige 'preekhuis' maar elders,
in de buurt van de plek waar zich nu de rotonde van Zijdewind bevindt.
Het werd een bescheiden gebouw, slechts een beuk breed met een zadeldak. De
gemeentebesturen van Nieuwe Niedorp en Winkel stonden garant voor de
aanschaf van een preekstoel. Een opvallend iets, maar het had toch ook een
politieke achtergrond.
Te midden van dorpen die na de reformatie overgegaan waren op het
gereformeerde, wat later weer hervormde geloof genoemd werd, bleven 't Veld
en Zijdewind katholieke enclaves in de streek. Door het stichten van een
gereformeerde of hervormde kerk hoopte men hier een wig in te drijven, maar
dat is nooit gelukt. Wat dat betreft waren de Zijdewinders en Veldtemers
toen al eigengereide mensen, die zich niet gemakkelijk van hun standpunt af
lieten brengen. Slechts vijf gezinnen in Zijdewind waren tot het
gereformeerde geloof overgegaan.
Het kerkje leed een kwijnend bestaan, want in de diensten die er eens per
veertien dagen gehouden werden, kwamen twintig, hooguit dertig mensen,
voornamelijk uit Oude Niedorp. Bovendien meldde de kerkenraad in 1700 aan de
Gecommitteerde Raden van Hoorn, dat de kerk met grote schulden zat en aan
een groot onderhoud toe was. Curieus, als we bedenken dat de kerk er pas 48
jaar stond.
Men had als Zijdewinders blijkbaar weinig op met die vreemde kerk in hun
dorp. Om toch aan de benodigde gelden te komen, werden er ten bate van de
kerk extra belastingen geheven op het tappen van bier, het slachten vee en
op de voorraad turf die men had. Of men toen ook de leuze had: 'Drink een
biertje voor het behoud van de kerk', vermeldt de geschiedenis niet, maar
curieus is het wel!
Een andere maatregel tot het in stand houden van de kerk was bijna een
halvering van het salaris van de koster. Dat ging achteruit van 50,- per
jaar naar 30,- . Het mocht allemaal niet baten. Een gedeelte van de kerk
werd vanaf 1826 gebruikt als leslokaal en toen er steeds meer leerlingen
kwamen in 1873 helemaal verbouwd tot school. De preekstoel, het koorhek en
de banken werden opgeslagen op de zolder van de tot school omgebouwde kerk.
En zo verdween de kerk uit Zijdewind. Het was een gebouw geweest waar de
dorpsbewoners weinig mee ophadden. Het was een kerk, opgedrongen door de
burgerlijke bestuurders, maar nooit een kerk van de mensen zelf.
De koeienkerk
In 1920 werd de voormalige kerk en school verkocht aan Jan Droog die er zijn
vee in stalde en zo
ontstond de naam: 'De Koeienkerk'. Hier hebben mensen
wel weer nostalgische herinneringen aan, want toen 'de Koeienkerk' vanwege
de aanleg van de Hartweg in 1970 gesloopt werd, ging men toch een
gezichtsbepalend gebouw in Zijdewind missen.
De klok en het uurwerk, die vanaf de overname door de heer Droog nog op
kosten van de gemeente verzorgd waren, gingen naar de gemeente Niedorp. De
klok kwam te hangen in de nieuw gebouwde hervormde kerk in Nieuwe Niedorp.
Het uurwerk werd eerst gerestaureerd en daarna in het gemeentehuis van
Niedorp tentoongesteld, waar het nog altijd aanwezig is.
Omdat men tot 1837 de doden begroef in de kerken, werden in de Zijdewinder
kerk zowel hervormden als katholieken begraven.
Vanaf 1837 probeerde men in
Zijdewind de mensen te werven met een gratis grafruimte op het kerkhof bij
de kerk. Daar kwam echter een einde aan toen in 1853 in 't Veld een eigen
katholieke begraafplaats werd aangelegd.
Een niet aangename kerk
Ondertussen was de situatie in 't Veld sinds het gedwongen vertrek van
pastoor Cleerbesem in 1650 zo, dat men nog altijd kerkte in de huizen van de
klopjes en die van de pastoor. Hoe lang dat precies geduurd heeft is
moeilijk te zeggen, maar ergens wordt er vermeld, dat er in 1730 een
bescheiden kerkje staat, zonder toren. Wel stond er in die kerk een
notenhouten preekstoel die in 1738 gemaakt was door Daniel Kleef. Daar is in
ieder geval in het archief nog een keurig op perkamentpapier geschreven nota
van, die vermeldt dat de preekstoel 303 Hollandse guldens kostte.
In latere beschrijvingen wordt ook vermeld dat er een orgel in staat. Over
deze kerk werd in 1809 geschreven: 'In een afgelegen oord bij Niedorp,
genaamd 't Veld, staat een kerk en een pastorij voor het voornoemde dorp en
omtrek. Alles is van hout getimmerd en het heeft niets aangenaams.
Pastoor is dan Martinus Kouwenhoven en de parochie telt 439 leden. De hier
genoemde pastorie is vermoedelijk in 1722 gebouwd tijdens het pastoraat van
de 12e pastoor van 't Veld, Johannes Bartels.
De kleine, 'niet aangename' kerk wilde men al in 1819 vervangen en ook
enkele stukken in de archieven uit 1832 verhalen over de bouwvallige staat
van het oude kerkgebouwen de bouwen de financiering van een nieuwe kerk
Pastoor Van der Salm, die vanaf 1833 hier is, probeert op grond van deze
stukken bij de koning in 1841 toestemming en subsidie aan te vragen om een
nieuwe kerk te mogen bouwen. Het verzoek wordt afgewezen en als pastoor Van
der Salm in 1846 vertrekt is er nog altijd geen nieuwe kerk.
De Martinuskerk
Pas in 1853 wordt er eindelijk een begin gemaakt met de bouw van de huidige
kerk in 't Veld. Die bouw werd mede mogelijk gemaakt doordat de kerkelijke
hi rarchie in Nederland in 1853 hersteld werd. De bisdommen werden
vastgesteld en er kwam zelfs een 'Departement van de
Roomsch katholieke
Eerendienst: De toenmalige 22e pastoor van 't Veld, Nicolaas Husing kreeg op
17 maart 1853 vergunning om een nieuwe kerk te bouwen.
De begroting hiervoor stond op 31.314,25. Geld hiervoor had men bij elkaar
weten te krijgen via een subsidie van het rijk a 21.300,-. Dit geld kwam
van het toenmalige ministerie van Waterstaat, dat er bij veel te bouwen
kerken op toezag dat er zo goedkoop en effici nt mogelijk gebouwd werd.
Vanwege deze bemoeienis worden deze kerken en dus ook de kerk van 't Veld
'Waterstaatskerk' genoemd.
Bovendien hadden 40 parochianen renteloze leningen gegeven aan de parochie
vari rend in grootte van 50,- tot zelfs 500,-. En dat in die tijd!
Totaal kwam er zo f9.800,- binnen. Jaarlijkse loste de parochie 500,- af.
Architect van de kerk was Th. Molkenboer en het werk werd uitgevoerd door
aannemer H. Heuvel. Opzichter was ene heer Janmaat. De kerk werd voltooid in
1854 en op 8 juni 1855 werd de laatste termijn aan de aannemer betaald. Er
bleek voor 798,94 meerwerk geweest te zijn. Dus alles bij elkaar kostte de
nieuwe Martinuskerk 32.113,19 terwijl ze 145 jaar later een verzekerde
waarde kent van 1.315.000,- !

Maar ja, wat wil je ook, als het loon van de bouwvakkers toen gesteld was op
1,70 per dag, terwijl men nu aan het eind van de 20e eeuw voor een 8-urige
werkdag liefst 120,- nettoloon betaalt.
Een verschil met de kerk zoals we die nu kennen, is dat het zangkoor over de
hele breedte van de kerk liep, want er moesten over de hele lengte van de
kerk dwarsbalken komen. Ook bleek er voorin, opzij van het altaar (waar nu
het mortuarium is) een trap naar zolder te zijn. Dit kunnen we ons nu niet
meer voorstellen, maar het kon gemakkelijk, omdat de kerk aan de kant van
het altaar een rechte hoge muur kende, zodat de kerk eigenlijk in een
rechthoek gebouwd was.
De kerk werd de Martinuskerk genoemd, omdat er lang geleden, voor de
reformatie, in Nieuwe Niedorp ook al een kerk gestaan had, die toegewijd was
aan Martinus.
Hoewel de kerk nog niet helemaal ingericht was met alle gebruiksvoorwerpen
die we vandaag de dag nog altijd kunnen aantreffen, werd de kerk al wel
volgens goed gebruik, geconsacreerd, en wel op 17 augustus 1863 door Mgr.
Wilmer.
Langzaam maar zeker werd de kerk gevuld met diverse attributen. Allereerst
werd er een aantal banken geplaatst die nog uit de oude houten kerk kwamen.
Vervolgens werden er tegen beide zijmuren aan iedere kant achttien banken
geplaatst.
In het middenschip kwamen nog eens veertig banken. Daarvoor werden nieuwe
stoelen geplaatst, 200 in getal, zogenaamde 'Sinjoors' stoelen met biezenmat
en gepolitoerd. Ze kostten in totaal 330,40, zo meldt een rekening van 22
februari 1854. Het geheel werd, zo meldt het bestek uit 1853 ons, als volgt
afgesloten: 'Er moet tegen de achterkant over de geheele breedte der kerk
een beschot gemaakt worden met 3 deurtjes: Blijkbaar waren er nog tekort
banken, want in 1876 werden er vijftien nieuwe banken geplaatst van Zeeuws
'iepenhout' voor een totaal van 500,-. Vermoedelijk kwamen ze ter
vervanging van de losse stoelen, maar helemaal zeker is dat niet
Nog altijd is te zien van waaraf deze banken geplaatst zijn, want ineens
verspringt halverwege de kerk de hoogte van de zijkanten. Vermoedelijk waren
er nog geen kussentjes in de banken en moest men maar gewoon op de houten
banken knielen, want tijdens de jaarlijkse visitatie van de Deken van
Schagen in 1950 werd er gevraagd of het niet mogelijk is om kussens aan te
schaffen voor de kerkbanken. De hoogeerwaarde Deken zegt dan volgens de
letterlijke weergave van de notulen: ' dat dit gauw 400, -zal moeten
kosten. Besloten wordt daar voorlopig maar niet toe over te gaan . In 1978
kregen alle banken in de kerk de huidige kleuren.
De preekstoel
Het pronkstuk van de kerk was en is nog altijd de preekstoel. Maar deze werd
pas tijdens het pastoraat van pastoor A. Verstappen in 1866 geplaatst. Voor
de somma van 3.450,- wilde de firma Veneman uit Den Bosch deze leveren,
maar de pastoor wist af te dingen en zo werd ze geplaatst voor de somma van
f 3.100,-.
In een brief aan de firma Veneman besloot Pastoor Verstappen tot de aanschaf
van deze dure preekstoel over te gaan met de volgende woorden: ' Nochtans
laat ik er toe overgaan in de hoop, dat God het werk moge zegenen en mijn
boertjes mij niet in de steek laten:
Deze
preekstoel werd gemaakt naar een ontwerp, dat elf jaar daarvoor al op een
tentoonstelling voor religieuze kunst in Parijs had gestaan. In de
beschrijving staat, dat ze van echt wagenschot gemaakt is, met twee trappen.
In een grootse, meeslepende symboliek geven de beelden erop weer dat de
boodschap van God tot ons komt door zijn Zoon, door de evangelisten en
apostelen en door de kerkvaders.
Zo is de preekstoel immers opgebouwd. Bovenop het baldakijn staat Christus
als leraar, als rabbi met het boek in de hand. Onder het baldakijn hangt
allereerst een witte duif, teken van Gods Geest die de predikant mag
inspireren tot verantwoorde preken. Tegen de pilaar aan staat de apostel
Paulus met een kruis naast zich, dat een omgekeerd zwaard is. Rondom de kuip
staan de vier evangelisten met de voor hen kenmerkende symbolen, verwijzend
naar het begin van hun evangeli n: Mattheus met een mensenkind aan zijn
voeten; Marcus met de leeuw; Lucas met de stier en Johannes met de
gevleugelde adelaar.
De afbeeldingen rondom de kuip laten enkele verhalen zien uit Jesus' leven
en dat van de apostelen: de bergrede aan de voorkant, Jesus als twaalfjarige
in de tempel op de rechterdeur en het pinksterfeest op de linkerdeur.
Onderaan staan vier kerkleraren uit de 4e, 5e en 6e eeuw, ook weer
herkenbaar aan de bij hen passende symbolen: Ambrosius met de bijenkorf;
Augustinus, zijn leerling, met een boek; Hieronymus met een leeuwen paus
Gregorius de Grote met de tiara.
Op de trappen en her en der sieren tien engelen het geheel op. Tien, gelijk
het aantal woorden van God op de stenen tafelen van Mozes. Twee van hen
houden boven op het baldakijn het bord in de hand met de woorden: 'Mijn
woord is waarheid en leven'.
Voor predikanten aan het eind van de 20e eeuw klinkt dat erg pretentieus en
het is daarom, en om mensen geen stijve nek te bezorgen van het op moeten
kijken tegen preekstoel en predikant, dat we niet meer vanaf daar preken,
maar tegenwoordig bescheiden op het slechts drie treden tellende verhoogde
priesterkoor. Enkele malen heeft pastor Theo Vertelman nog de preekstoel
beklommen om de beelden en de symbolen ervan uit te leggen. De laatste keer
tot nu toe dat hij erop gestaan heeft, is geweest in de kerstnacht van 1997
om de collecte aan te kondigen.
Gedachtig het gezegde: 'Een klap op de preekstoel en het geld stroomt
binnen', heeft hij vandaar met een klap op de preekstoel de collecte
aangekondigd. Net als klapschaatsen aan het eind van de 20e eeuw voor
records zorgden bij het schaatsen, zorgde deze 'klapcollecte' ook voor een
record. Met 4.460,10 was deze kerstcollecte toen echt een klapper. En dat
dankzij de preekstoel!
Dit pronkstuk van de Martinuskerk werd in oktober 1866 ingewijd en in
gebruik genomen. Terecht siert het nog altijd onze kerk, ondanks het feit,
dat er rond 1974 plannen waren om deze te verwijderen of op zijn minst
ergens anders in de kerk te plaatsen, vanwege het belemmeren van een goed
zicht op het altaar.
Het orgel
Er werd ook een orgel geplaatst, kennelijk het instrument dat in de oude
kerk had gestaan, want er is een rekening van de firma Ypma uit Alkmaar
waarop vermeld staat dat men het oude orgel uit elkaar genomen en in de
nieuwe kerk geplaatst heeft voor 75,-! Maar al gauw wilde men het
vervangen door een nieuw orgel. Daarvoor had men al in 1868 een orgelfonds
gevormd dankzij giften van de parochianen.
In 1871 was er voldoende geld binnen en kon de firma Ypma voor de somma van
4.050,- een mechanisch orgel plaatsen met twee klavieren en achttien
registers. De houten kast om het orgel (met zijn prachtige voorfront) werd
voor 2000,- vervaardigd door de inmiddels bekende firma van de preekstoel
en de communiebank uit Den Bosch, de firma Veneman. Op de drie torens van
het orgel staat een fraaie beeldengroep, voorstellende in het midden David
met de harp en aan weerszijden een engel. Samen voor ruim 6000 gulden had
men toen vanaf 12 december 1871 een schitterend orgel.
Vijftig jaar later was het orgel aan herstel toe. Het bleek een grondig
herstel te moeten worden, want in een brief van 4 juni 1926 werd door de
opvolgers van de firma Ypma, Jos Vermeulen en zijn medewerkers, geadviseerd
om van het mechanische systeem over te stappen op een pneumatisch, dat beter
en meer eigentijds was.

Dit advies werd opgevolgd en in 1926 werd het orgel grondig verbouwd.
Tegelijkertijd verdween er aan weerszijden een stuk van de koorzolder die
oorspronkelijk over de hele breedte van de kerk was gesitueerd. Zo verkreeg
men een betere lichtinval beneden in de kerk. Om toch voldoende ruimte voor
de zangers te cre ren werd het orgelfront naar achteren geplaatst en kwam
het binnenwerk van het orgel in de toren terecht. Dat daardoor minder ruimte
voor de orgelpijpen overbleef loste men op door vier hoger klinkende
registers te verwijderen (de Quint 3 , de Octaaf 2 , de Mixtuur en de
Cornet). Twee registers (de tongwerken) werden vervangen door een nieuwe
trompet en een hobo. Het geluid werd door dit alles wel minder, maar het
voordeel was dat er niet alleen een heel modern orgel stond, maar dat ook de
organist nu zowel het zangkoor als het priesterkoor kon zien omdat de
claviatuur in een vrijstaand meubel voor het orgel kwam te staan.
Weer vijftig jaar later, in 1976, werd er geconstateerd dat het orgel
opnieuw aan restauratie toe was. Met name het eiken pijpwerk moest grondig
hersteld worden. Uiteindelijk is dat in 1983-1984 geschied voor de somma van
55.000,-. Het grootste deel van dit geld werd bijeen gehaald door middel
van een loterij, die onder de toepasselijke leuze: 'Speel mee met het orgel'
30.460,- opleverde.
Met enkele aanpassingen erbij kon men nu zeggen dat het orgel door deze
restauratie in een betere toestand verkeerde dan indertijd in 1926. Met name
de fluitregisters zijn volgens de kenners het pronkstuk van het orgel. Het
verzekerde bedrag bedroeg daarna 315.600,-. Met een feestelijk concert op
6 mei 1984 werd door organist Jan Raas, professional op dit gebied en
oud-plaatsgenoot, het gerestaureerde orgel weer in gebruik genomen.
Dat in 1926 vier registers uit het orgel zijn weggehaald betekende dat een
belangrijk deel van de sprankelende klank van het instrument verloren ging,
en dit verlies bleef toch knagen. In 2006 zijn verkenningen begonnen naar de
mogelijkheden tot restauratie, met als resultaat in 2009 dat orgelbouwer
Pels & Van Leeuwen uit s-Hertogenbosch in de beperkte ruimte achter het
orgelfront alle vier verdwenen registers terug wist te plaatsen. Bovendien
kon hij het pedaalwerk met drie registers verrijken. De kosten van al deze
werkzaamheden bedroegen ca. f 70.000,-. Dit geld is in twee jaar
bijeengesprokkeld, waarbij o.a. aan parochianen de mogelijkheid werd geboden
orgelpijpen te adopteren.
Tijdens een feestelijke viering op zondag 6 september 2009, waarbij het
Gemengd Koor Sint Caecilia zich niet onbetuigd liet, vond de inspeling van
het orgel door Ton Janssen plaats. Na een bewogen geschiedenis van bijna 140
jaar staat het orgel nu weer in volle glorie in de Martinuskerk en biedt het
zelfs meer gebruiksmogelijkheden dan in 1871.
Voor de volledigheid volgt hieronder de huidige dispositie van het orgel.
Manuaal I |
|
Manuaal II |
|
Pedaal |
|
Bourdon |
16 |
Prestant |
|
Subbas |
16 |
Prestant |
8 |
Viola di
Gamba |
8 |
Bourdon |
8 |
Salicionaal |
8 |
Bourdon |
8 |
Open
Fluit |
4 |
Holpijp |
8 |
Salicet |
4 |
|
|
Octaaf |
4 |
Roerfluit |
4 |
Speelhulpen |
|
Fluit |
4 |
Speelfluit |
2 |
Tremulo |
|
Quint |
3 |
Basson-Hobo |
8 |
I+II |
|
Octaaf |
2 |
|
|
P+I |
|
Mixtuur |
2-3-4 st |
|
|
P+II |
|
Cornet |
4 st |
|
|
I+II
|
16 |
Trompet
|
8 |
|
|
I+I |
4 |
|
|
|
|
Vaste
Combinaties |
|
Manuaalomvang |
C 3
|
|
|
Automatisch Pedaal |
|
Pedaalomvang |
C d1 |
|
|
|
|
De altaren en het Martinusschilderij
Uiteraard kwam er in de kerk een altaar. Zelfs drie altaren werden er
geplaatst door de beeldhouwer P.J. de Cuyper, die ook in 1859 het
Martinusbeeld leverde, dat in de voorgevel van de kerk kwam.
In de kerk kwamen er links en rechts zij-altaren. Deze waren naar goed
gebruik toegewijd aan Jozef en Maria. Het beeld van Jozef staat nog altijd
boven het rechter altaar. Aan de linkerkant kwam het Maria-altaar, met haar
beeltenis: Jozef rechts, Maria links, de mannen aan de rechterkant, de
vrouwen aan de linkerkant.
Het pronkstuk werd natuurlijk het hoofdaltaar in het midden. In 1927 kwam
boven dit altaar het majestueuze, alle aandacht trekkende schilderij met
Sint Maarten erop.
Het is geschilderd door de Blaricumse kunstschilder Oosterman, die er een
rekening van 1000,- voor indiende met de vermelding: 'De wonderbare mis
van de H. Martinus: Hij heeft zich vast en zeker laten inspireren door
Rubens' schilderij: 'De wonderen van St. Ignatius' uit 1619.
Ons schilderij vertelt het verhaal van Martinus die al bisschop van Tours
was. Op weg naar de kerk met zijn assistent, de diaken, kwam er een naakte
bedelaar achter hem aan die vroeg om wat kleren.
Martinus gaf zijn diaken de opdracht op de markt een kleed voor hem te
kopen. Maar dat deed de diaken niet. Aangekomen in de kerk wilde Martinus
zich in de sacristie voorbereiden op de viering. Ineens stond de naakte
bedelaar weer voor hem. 'Heeft mijn diaken je geen kleed gegeven? Hier neem
mijn kleed'. Nu bleef Martinus zelf naakt achter in de sacristie.
Ondertussen wachtten de mensen in de kerk, maar wat er ook gebeurde, er kwam
geen bisschop het altaar op. Ten einde raad kwam de diaken naar de sacristie
om te vragen wanneer de viering zou beginnen. Binnengekomen, zag hij
Martinus zonder kleren. 'Eerst moeten de naakten gekleed worden', zei
Martinus. Vlug rende de diaken naar de markt.
Kocht het eerste het beste kleed dat hij aantrof en snelde naar de kerk
terug.
Martinus trok het aan, maar het stond hem helemaal niet: mouwen te kort,
lengte niet goed, het was geen passend; kleding om het altaar te betreden.
Maar Martinus ging in die kleding de kerk binnen en begon de mis. Tijdens de
viering zo vertelt het verhaal, zagen de aanwezigen tot hun grote verbazing
ineens Martinus in een krans van licht. Zijn gezicht straalde en engelen
kleedden hem met een gouden kleed.
Dit verhaal over onze parochiepatroon Martinus straalt ons vanaf het altaar
tegemoet. Bovendien vertellen de twee schilderijen uit vermoedelijk 1850
achterin ook iet over Martinus. Aan de mannenkant het bekende verhaal over
de bedelaar die de helft krijgt van de soldatenmantel van Martinus.
Aan de vrouwenkant zien we Sint Maarten als verzorger voor de zieken
Overigens bleek het
hoofdaltaar uit het begin in 1871 al niet meer te
voldoen, want het werd in dat jaar vervangen. Op zijn beurt werd dit altaar
weer in 1927 vervangen door het huidige marmeren altaar, dat inclusief
tabernakel 4.950, kostte en geleverd werd door de firma Maas en zonen uit
Haarlem, de beeldhouwers, die, zo vermeldt de rekening trots, ook de
beeldhouwers van de nieuwe kathedraal aldaar waren.
Het hoofdaltaar doet echter sinds 1970 bijna geen dienst meer, omdat
sindsdien de liturgie gevierd wordt met het gezicht naar het volk. Daarom
werd er toen een verrijdbaar houten altaar door Jaap Poland vervaardigd,
gemaakt uit de voormalige communiebanken.
De beide zijaltaren zijn bij de grote restauratie in 1954 in hun huidige
vorm ge- maakt. Het hout maakte toen plaats voor het zwarte marmer.
Een warme kerk
Aan het eind van de 20e eeuw vind je het als kerkganger heel gewoon dat het
er in de winter warm is. Maar het idee 'kouwe kerken' ligt nog niet zo lang
achter ons. Tot 1928 stond er een grote kolenkachel achter in de kerk,
hetgeen betekende dat je het er vlakbij zittend snikheet had, maar verderop
ijskoud. Die ene kachel was te klein voor het grote gebouw.1n 1929 kwam er
centrale verwarming, dat wil zeggen, er werd een kachel geplaatst die,
gestookt op kolengruis, de warmte de kerk inblies. In 1957 kwam de
oliekachel in de kerk te staan. Dat was wederom een verbetering, maar het
bleef nog lang koud in de kerk.
Zo moest je als pastor zondagmorgen om zes uur je bed uit om de kachel aan
te zetten. En dan was het een kwartier voor aanvang lekker warm, maar zodra
de mensen binnenkwamen en de deur steeds open ging, kwam de kou ook weer
binnen. Bovendien moest de kachel tijdens de vieringen uit, omdat ze zoveel
lawaai maakte. Naarmate de viering vorderde, voelde je het kouder worden.
Gelukkig verdwenen deze bezwaren toen in september 1990 de gaskachel kwam
met vele voordelen: via een tijdklok in te schakelen, binnen drie kwartier
warm en dankzij zijn fluisterzacht geluid ook tijdens de vieringen constant
aan.
Andere voorwerpen in de kerk
Er zou over meerdere voorwerpen in de kerk nog iets te vertellen zijn.
Na de bouw van de kerk kwamen er in 1880 kruiswegstaties, die in 1926
vervangen werden door de huidige. De kleur hiervan was eerst creme-achtig,
maar in 1961 werden ze wit geschilderd zoals we ze nu nog altijd kennen.
Er zijn pastoors die geen microfoon nodig hebben. Ze zijn toch wel te
verstaan. Dat moet zeker tot 1969 geduurd hebben, want er wordt vermeld dat
er dan pas een geluidsinstallatie kwam 3.702,-. Deze voldeed maar korte
tijd, want in december 1983 kwamen er nieuwe microfoons en in december 1996
werd de gehele geluidsinstallatie vernieuwd.
De toren
Halverwege de 19e eeuw stond er dus een prachtige kerk midden in het dorp,
met een toren. Maar er zat nog geen uurwerk in. Dat kwam in 1868. Voor
600,- leverde de firma Vos uit Nuenen de klok voor deze toren.
De kerktoren heeft vanaf het begin nogal wat problemen opgeleverd, want al
in 1880 moest er een bijzondere restauratie plaatsvinden. Voor 2.000,-
werd dit gedaan. In 1898 volgt er opnieuw groot onderhoud, deze keer voor
869,205.
Ja inderdaad, twintig en een halve cent achter de komma. Dan duurt het even
totdat de toren in 1982 helemaal in de steigers wordt gezet om het nodige te
repareren en in 1989 onderheid wordt, omdat er verzakking en scheurvorming
ontstond.
In de Tweede Wereldoorlog werd de bronzen luidklok uit de kerktoren
verwijderd. Duitsland eiste al het metaal op voor haar oorlogsindustrie.
Pas in 1951, als pastoor Van der Burg 45 jaar priester is, komt er voor
5.082,- een nieuwe bronzen klok terug in de toren, die tot op de dag van
vandaag haar klanken laat horen over 't Veld en omstreken.
In de klok staan de woorden: Altera Germanis rapta. Paroecia me donavit
occasione XLV anniversarii sacris ordinis diei pastoris sui in honorem s.
Martini A.D.1951' (De andere is door de Duitsers gestolen. De parochie heeft
me deze gegeven bij gelegenheid van de 45e verjaardag van de heilige
dagelijkse dienst van zijn herder ter ere van Sint Maarten in het jaar des
Heren 1951).
Tijdens de grote verbouwing in 1954 moet er ook iets aan het uurwerk
gerestaureerd worden of moet er misschien zelfs wel een heel nieuw uurwerk
komen. Maar in de vergadering van het kerkbestuur in mei 1955 constateert
pastoor van der Burg dat de klok door de heer Wester, hoofd der
rooms-katholieke jongensschool, weer gemaakt was.
Letterlijk staat er in het notulenboek: 'Pastoor deelde mede, dat de klok
kostelijk gerepareerd was door den heer Wester en hij doet het nog goed en
als dat zo blijft dan is dat een voordeeltje van f 2.000,-, want dat stond
op de begroting. Pastoor voorz. zal Wester voor zijn kosteloos werk wat
sigaren sturen. Volledige instemming.
Verlichting van de wijzerplaten kwam er in 1963, toen de kerk 100 jaar
bestond en het gemeentebestuur van Oude Niedorp dit bij die gelegenheid
schonk. Sindsdien kun je 's avonds al van verre de vertrouwde kerkklok zien,
als een licht in de nacht. De verlichting van het kruis wordt sinds begin
1990 ieder jaar keurig bijgehouden door Theo Koopman en Marcel Groot,
waarvan de laatste steeds in 'het bakkie' van de firma Bleeker, bestuurd
door Arie Moras, naar boven wordt gehesen. Iedere keer weer een spectaculair
iets om te zien, van zowel dichtbij als van verre.
Giften en geschenken
Sinds de Martinuskerk hier staat, blijkt dat de bewoners van 't Veld en
omliggende dorpen veel en veel meer voor deze kerk over hadden dan ooit voor
het 'Preekhuis' in Zijdewind. Dit werd hun Martinus en het was en is nog
altijd 'onze' Martinuskerk. Van het begin af aan droeg men er aan bij.
Denkt u maar aan de renteloze lening, die parochianen voor de nieuw te
bouwen kerk geschonken hadden voor een bedrag van 9.800,- .
Maar ook de preekstoel is bekostigd door vrijwillige bijdragen van de
parochianen. Daarnaast hebben verschillenden de kerk kostbare ornamenten
geschonken bij diverse gelegenheden. Zo waren op 9 november 1869 Dirk
Kuilboer en Trijntje Stam 25 jaar getrouwd. Bij die gelegenheid schonken zij
de kerk twee bloemenvazen van 40,- per stuk, uiteraard met bloemboeketten
erin, maar die kostten toen ook al 10,- per stuk en dat in die tijd!
In 1870 schonken Joannes Hendrikszoon Wit en Johanna Smit een epistel- en
evangelieboek in rood fluweel met twee gouden sloten ter waarde van 70,-.
1870 Was toch een goedgeefs jaar, want toen in dat jaar Trijntje Zijp,
weduwe van Piet Schilder, er zeer slecht aan toe was, bediend werd en toch
weer herstelde, schonk zij uit dankbaarheid een zilveren altaarbel
135,- met daarop de afbeelding van de vier evangelisten.
Aangestoken door dit goede voorbeeld gaf Bregje Schoneman, de weduwe van
Gerrit Veldman, na een zware ziekte waar zij van herstelde, eenzelfde even
dure zilveren altaarbel. Beide zijn nog altijd in gebruik tijdens de kerst-,
paas- en pinkstertijd.
In datzelfde jaar werd op het feest van Sint Maarten voor het eerst een
prachtig geborduurde stola, met in het zilver de afbeelding van Martinus
erop, in gebruik genomen, zomaar geschonken door Willem Groot en Maartje
Ploeger. Waarde: 125,-.
De jongeren wilden toen niet achter blijven en schonken de grote
communiebank, die uit hetzelfde hout als de preekstoel vervaardigd en door
dezelfde firma Veneman gemaakt was. Twee knielende engelen met een kandelaar
in de handen sierden de hoeken op. Hoe duur dit geheel was, is jammer genoeg
niet meer terug te vinden. Maar op de zondag na Sacramentsdag werd deze
communiebank voor het eerst gebruikt.
Jarenlang hebben mensen er de communie aan ontvangen, totdat de
liturgievernieuwing na het 2e Vaticaansconcilie, ook hier eind jaren 60 zich
liet zien en de priester met het gezicht naar de mensen toe de viering deed.
De communiebank is door Jaap Poland in 1970 omgevormd tot een houten,
verrijdbaar altaar en een staande lessenaar, waar vanaf die tijd de
woorddienst gehouden werd.
Maar de geschenken aan de parochie hielden niet op. In vogelvlucht noemen we
hier nog een processievaandel van Maria, geschonken in 1871 door Klaas
Koomen senior; een vaandel van Sint Maarten in hetzelfde jaar door Neeltje
Hof-Weel (ieder 130,-); een tulen communiekleed door Albert Wit en zijn
huisvrouw Neeltje Pepping (prijs onbekend); b.g.v. hun 25-jarig huwelijk op
7 mei 1873 en het huwelijk van hun oudste dochter Geertje met Petrus Annes
op dezelfde dag, schonken dhr. en mevr. Cornelis Bleeker en Guurtje Stoop,
zes koperen kandelaars ter waarde van 400,- en deze sieren nog altijd ons
altaar.
Dat was allemaal in de 19e eeuw. Maar ook in de 20e eeuw was de
goedgeefsheid van de mensen alhier bekend. Anderen bleken hiervan zelfs
misbruik te maken. Op 1e pinksterdag 1926 (de kermis bestond nog niet)
waarschuwde pastoor Kok de mensen in de kerk met de volgende mededeling: 'De
gelovigen worden gewaarschuwd geen aalmoezen te geven aan rondtrekkende
vreemdelingen, die niet voorzien zijn van een eigenhandig ondertekend verlof
van Z.D.H. den Bisschop. Men zij ook voorzichtig met personen die zich voor
religieuzen uitgeven, met kalenders of andere dergelijke zaken venten en
zelfs misintenties trachten in te zamelen.
Wie dergelijke personen aan zijn deur krijgt gelieve den pastoor der
parochie te waarschuwen.' Gelukkig voor de parochie bleven mensen bereid om
veel bij te dragen aan de Martinuskerk. Iedere veertien dagen werd er ten
tijde van pastoor Kok, tijdens de grote restauratie, gecollecteerd 'voor de
sieraden der kerk'. Maar naast deze collectes vertaalde de vrijgevigheid
zich in het begin van de 20e eeuw vooral in schenkingen van landerijen,
zoals een stuk land van I. Koemeester in Zijdewind in 1905, of zelfs een
huis in de Oosterkampen in 1907 van de weduwe Maartje Nieuwboer-Schilder of
een legaat in 1932 van Reinsje Dekker, de weduwe van Jan Pannekeet, die
onder andere bestond uit een woning met erf en grond in 't Veld. De op 7
januari 1943 overleden Josephus Hurkmans uit Zijdewind had zelfs de
Martinusparochie als enige erfgenaam aangewezen.
Ook na de Tweede Wereldoorlog kwamen er nog diverse geschenken. Zo schonk
Jacob Tesselaar de parochie een kruisbeeld, omdat zijn gezin op
wonderbaarlijke wijze een bombardement overleefd had. In 1954-1955 moesten
de kerk en de pastorie grondig gerestaureerd worden.
Kerklammeren
Om gelden daarvoor binnen te halen, ging kapelaan Den Hollander de boeren
langs om te vragen of men van de nieuw geboren lammeren er eentje aan de
kerk wilde afstaan. Deze lammeren werden 'kerklammeren' genoemd en in de
vergadering van het kerkbestuur op 22 juni 1956 meldt kapelaan Den Hollander
trots ' dat hij 19 kerklammeren heeft weten te plaatsen en 14 droge
lammeren'.
De laatst bekende grote geldelijke gift kwam in 1989 toen Adriana Wijnker-de
Koning, voor iedereen beter bekend als Tante Sjaan, de parochie na haar dood
107.000,- naliet. Als herinnering aan haar werd hiervan onder andere een
nieuwe kerststal gekocht, die kerst 1989 voor het eerst in de kerk stond.
Parochianen die onbekend wensen te blijven gaven pastor Vertelman in 1996.
een nieuwe kazuifel met diverse stola's en schonken onze kerk een
processiekruis, dat met name bij uitvaarten dienst doet.
Kerkenveilingen en restauratie
Ook vele andere inwoners van onze dorpen droegen bij aan de Martinus. Dat
gebeurde vooral tijdens de kerkenveilingen die verschillende keren gehouden
werden als er weer een grote restauratie aan de kerk of pastorie plaats
moest vinden. Op deze avonden bleken alle leeftijdsgroepen bij te dragen
door iets beschikbaar te stellen. Zo bracht de kerkenveiling voor de toren
op 30 januari 1982 een bedrag op van 39.880,-. De veiling voor het dak van
de kerk en het onderheien van wederom de toren bracht op 29 oktober 1988
60.789,52 op, terwijl voor het zelfde doel in mei daarvoor al 12.000,-
binnenkwam via een sponsorfietstocht.
De veiling om de pastorie te kunnen verbouwen leverde op 16 mei 1992 liefst
71.195,75 op. De laatste gehouden veiling in de 20e eeuw op 8 november 1997
voor het voegwerk van de toren en de kerk bracht ook weer een groot bedrag
op:
66.566,51. Dit voegwerk werd uiteindelijk uitgevoerd in maart tot en met
juli 1999.
Maar niet alleen met geld droeg men bij aan de Martinus, ook door inzet en
werkzaamheden. Talrijk zijn de mensen die vele uren gratis beschikbaar
stelden bij de diverse restauraties.
En wat te denken van de vele dames die in 1979 onder leiding van mevr.
Kreling, de huisgenote van pastoor Stam, uren mee geknoopt hebben aan de
vloerkleden voor op het priesterkoor!
De meest recente activiteit van vrijwillige inzet werd verricht in 1997,
toen er bij de herdenking van 1600 jaar Sint Maarten met 25 dames en een
heer een geheel eigen ontworpen Martinusdoek gemaakt werd vol symboliek en
betekenis. Op 25 oktober 1997 werd dit onthuld en nu siert het de zijwand
linksachter in de kerk.
Zo hebben mensen in de 19e en de 20e eeuw laten zien dat zij de Martinuskerk
een warm hart toedragen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de
vele, vele vrijwilligers in koren, groepen en verenigingen. In 1999 telden
we 465 mensen die nog altijd actiefbetrokken zijn bij de Martinusparochie.
Uit dit alles blijkt, dat zeer veel mensen, jong en oud, kost wat kost dit
gezichtsbepalende ge- bouw in 't Veld willen behouden tot ver in de 21e
eeuw.
En als mensen er grote of kleine bedragen en vooral inzet en belangstelling
voor over blijven houden, dan zal dat vast en zeker lukken!
De pastorie
Bijna als een vanzelfsprekende aanleunwoning staat de pastorie in het
verlengde van de kerk. Zij heeft als huisnummer Rijdersstraat 109 gekregen,
de kerk nummer 107. Nadat de kerk voltooid was in 1854 werd er daarna
begonnen aan de volgende bouwklus: een pastorie.
Op 24 februari 1863 vond om 12:00 uur in de herberg te Zijdewind de
aanbesteding plaats van, zoals het omschreven werd, 'eene nieuw te bouwen
pastorij'. Onder leiding van pastoor Verstappen werd dit gedaan en de klus
werd gegund aan de laagste inschrijver Hendrik Janmaat uit Nieuweveen voor
de somma van 14.500,-.
Er is nog een precies en exact bestek aanwezig. Daarin staat vermeld, dat
het steenhouwerswerk uit de groeve van Escausine moest komen, dat het glas
Frans wit glas moet zijn, '1e kwaliteit zonder brand, weer of eenig ander
gebrek'. Dit glas komt in tien ramen beneden en twaalf boven. Aan de
oostgevel zijn wel zes ramen aanwezig, maar ze blijven dichtgemetseld. Ze
zijn wel duidelijk te herkennen als raam, maar slechts een is voorzien van
glas. In 1954 worden er vier van deze blinde ramen alsnog opengebroken en
voorzien van glas.
Na de grondige restauratie in 1992 zijn er dertien beneden (waaronder de
terrasdeur aan de oostzijde) en twaalf boven. Nog altijd is er nu een zo'n
'blind raam' bovenin aan de oostzijde aanwezig.
Grappig is ook te lezen, dat er bedsteden in moesten komen met alkoven in de
kamers boven. En op de zolder moest 'een meidenkamer komen met bedstee
en kast. Deze is er is er nog altijd en dient nu als opslagruimte van
liturgische attributen voor de grote kerkelijke feesten.
Ook moest er op het dak een torentje komen met luidklok. Jarenlang heeft dat
erop gestaan tot het in 1954 verdween doordat het teveellekkages
veroorzaakte.
In 1994 hebben Cor Stadegaard, Piet en Theo Bakker, Bart Bakker en Chris van
den Hoek dit torentje weer herbouwd, nu echter ronder luidklok.
Wat ook opvalt in het bestek is, dat het gehele werk op 1 november 1863
gereed moet zijn, anders kost het de aannemer 20,- per dag. Die datum werd
vermoedelijk niet gehaald, want aan de westgevel van de pastorie is nog
altijd te zien, dat de eerste steen gelegd werd op 27 april 1865 door het
toenmalige kerkbestuur bestaande uit: A. Verstappen, pastoor, P. Schilder,
W. Groot, N. Koomen en C. Bruin. En het heeft uiteindelijk ook meer gekost
want de totale bouwsom blijkt later 19.103,46 te zijn.
Aan de pastorie hebben drie grote restauraties plaatsgevonden. Twee keer
liep dat gelijk met grote restauraties aan de kerk.
Restauratie 1926
In 1926 werd met name het tussenstuk tussen de pastorie en de kerk
uitgebreid van een eenvoudige gangetje naar een ruimere gang en keuken. De
'pastoors-meid' kreeg onmiddellijk naast de keuken een eigen kamertje, al
vonden mensen terecht dit kamertje, dat later 'Het kamertje van Marje'
genoemd werd, wel erg klein. Er paste net een bed, een tafel, een stoel en
een kast in.
In 1926 kwam er ook glas-in-lood in de ramen. Het gaf een chique indruk,
maar bij de renovatie in 1992 zijn de ramen weer voorzien van, zoals al in
het bestek van 1863 stond, 'wit glas'.
Restauratie 1954
In 1954 is het bovengedeelte van de westelijke muur helemaal vervangen,
omdat het te slecht was. Dezelfde stenen kwamen er in als die, welke
gebruikt zijn voor de nis boven de kerkingang waar eerst het beeld van Sint
Maarten stond. Ook werden bij deze restauratie opnieuw de keuken en de gang
aan de kerkkant uitgebreid. Er kwam een extra toilet 'voor het personeel' en
op de eerste verdieping kwam er een badkamer, uiteraard niet voor het
personeel.
In dat jaar 1954 kwam er ook centrale verwarming op oliestook, terwijl in
juni 1956 werd besloten telefoon aan te leggen in de pastorie.
Restauratie 1992
De laatste grote restauratie was in 1992 en werd uitgevoerd door de firma
Zomerdijk. De hele pastorie is toen van binnen bijna helemaal gesloopt. De
familie, Vertelman heeft in die periode van maart t/m augustus in caravans
gewoond in de pastorietuin.
Er kwamen er twee, een om te wonen en een om als tijdelijke vergader- en
werkruimte dienst te doen. Via een grote hijskraan werden de woonunits over
de tuinmuur en het dak van de pastorie in de tuin neergezet.
De pastorie werd nu zo ingericht, dat de ene helft aan de oostzijde
woonruimte werd voor de pastor en de andere zijde aan de kerkkant het echte
parochi le gedeelte. Er kwam overal dubbelglas in de ramen, de muren werden
extra ge soleerd en het plafond werd verlaagd. Dat alles leidde er al heel
snel toe, dat de gasrekening aanmerkelijk lager werd, want in oude, tochtige
pastorie werd per jaar ruim 10.000 m3 gas verbruikt, in de nieuwe situatie
7.000 m3.
Dankzij vele vrijwilligers werd de klus geklaard. Zeker de heer Siem Kramer
het er gedurende vele maanden heel veel uren belangeloos in gestoken.
Terecht dat hij aan het eind van de restauratie op 4 oktober de zilveren
Martinusspeld kreeg uitgereikt voor zijn vele werk. Als beloning mocht hij
ook nog het naambordje onthullen van het parochiegedeelte dat nu 't
Martinushuis ging heten.
Het martinushuis in 2000
Dit Martinushuis doet nu alweer heel wat jaren dienst als een ontmoetings-
en vergaderplek voor vele groepen in de parochie en het dekenaat Schagen.
Ook het boek als een windvlaag over velden , kwam hier tot stand, want
vanaf augustus 1998 tot eind 1999 kwamen de schrijvers ervan hier bij
elkaar.
Met een Bovenzaal en een Tuinzaal als vergaderruimtes, een aparte stencil-
en administratieruimte en een ruime werkkamer voor de pastor is de pastorie
ook voor de parochie zelf een enorme verbetering geworden. Het blijkt een
huis geworden te zijn waar mensen vaak aanwezig zijn. Het is een centrum
geworden van vele activiteiten, terwijl daarnaast de pastorie een
uitstekende woonruimte biedt. De hele renovatie mag dan wel 400.000,-
gekost hebben, maar er is nu ook iets moois voor teruggekomen. De
Martinusparochie en alle bewoners van onze dorpen mogen er trots op zijn,
dat men dit samen heeft weten te verwezenlijken.
Er is in deze bijna anderhalve eeuw heel wat gebeurd in de pastorie. Mensen
kwamen er met hun verdriet en zorgen, met hun vreugde en geluk, met vragen
en problemen. Een opmerkelijk ding mag zeker niet onvermeld blijven. Op 5
januari 1983 werd er 's middags om tien over half vier in de pastorie een
kind geboren. Een unieke gebeurtenis in een huis, waar zolang alleen maar
celibataire pastoors en kapelaans met ongehuwde huishoudsters woonden. Maar
nu was het heel legaal, want het was de dochter van de gehuwde pastoraal
werker en zijn vrouw Gerda: Als iemand niet de deur achter zich dicht doet,
zeggen we vaak: 'Ben je in de kerk geboren!' Als Mirjam het niet doet, kan
zij in ieder geval zeggen: 'Bijna!'
Degene die haar mede ter wereld heeft helpen komen, was dokter Hageman. 'Al
is het midden in de nacht, bel me en ik kom, want dit unieke feit wil ik
niet missen', zei hij en hij was erbij. Zo was ook hij getuige van een
bijzonder moment in de geschiedenis van de pastorie van 't Veld.
Welke bijzondere gebeurtenissen zal deze pastorie in de 21e eeuw nog
meemaken!
De
Verhalen |